| controleren (v) [apparaat] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [apparaat] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (v) [bedrijf] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [bedrijf] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (v) [feit] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [feit] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (v) [invloed] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [invloed] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (v) [regel] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [regel] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (n v) [to inspect, examine] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (n v) [to inspect, examine] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (v) [vergelijking] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | examinar (v) [vergelijking] - examinado
- examinas
- examinan
- hubiste examinado
- hubieron examinado
| |
| controleren (n v) [to inspect, examine] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | inspeccionar (n v) [to inspect, examine] - inspeccionado
- inspeccionas
- inspeccionan
- hubiste inspeccionado
- hubieron inspeccionado
| |
| controleren (v) [bedrijf] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | dirigir (v) [bedrijf] - dirigido
- diriges
- dirigen
- hubiste dirigido
- hubieron dirigido
| |
| controleren (v) [feit] {n} - gecontroleerd
- controleert
- controleren
- controleerde
- controleerden
| | dirigir (v) [feit] - dirigido
- diriges
- dirigen
- hubiste dirigido
- hubieron dirigido
| |