La búsqueda del término afsluiten ha obtenido 41 resultados
NL Neerlandés ES Español
afsluiten (v) [gebouw] dejar bajo llave (v) [gebouw]
afsluiten (v) [algemeen] obstruir (v) [algemeen]
afsluiten (v) [deur] obstruir (v) [deur]
afsluiten (v) [gebouw] obstruir (v) [gebouw]
afsluiten (v) [subject] obstruir (v) [subject]
NL Neerlandés ES Español
afsluiten (v) [transactie] obstruir (v) [transactie]
afsluiten (v) [algemeen] finalizar (v) [algemeen]
afsluiten (v) [gebouw] finalizar (v) [gebouw]
afsluiten (v) [subject] finalizar (v) [subject]
afsluiten (v) [transactie] finalizar (v) [transactie]
afsluiten (v) [algemeen] dejar bajo llave (v) [algemeen]
afsluiten (v) [transactie] concluir (v) [transactie]
afsluiten (v) [subject] dejar bajo llave (v) [subject]
afsluiten (v) [transactie] dejar bajo llave (v) [transactie]
afsluiten (v) [afzonderen] aislar (v) [afzonderen]
afsluiten (v) [deur] cerrarse (v) [deur]
afsluiten (v) [subject] cerrarse (v) [subject]
afsluiten (v) [algemeen] cerrar con llave (v) [algemeen]
afsluiten (v) [deur] cerrar con llave (v) [deur]
afsluiten (v) [subject] cerrar con llave (v) [subject]
afsluiten (v) [verzekering] suscribir (v) [verzekering]
afsluiten (v) [elektriciteit] cerrar (v) [elektriciteit]
afsluiten (v) [deur] terminar (v) [deur]
afsluiten (v) [gebouw] terminar (v) [gebouw]
afsluiten (v) [subject] terminar (v) [subject]
afsluiten (v) [transactie] terminar (v) [transactie]
afsluiten (v) [elektriciteit] cortar (v) [elektriciteit]
afsluiten (v) [kraan] cortar (v) [kraan]
afsluiten (v) [afzonderen] apartar (v) [afzonderen]
afsluiten (v) [algemeen] cerrar (v) [algemeen]
afsluiten (v) [deur] cerrar (v) [deur]
afsluiten (v) [algemeen] terminar (v) [algemeen]
afsluiten (v) [gebouw] cerrar (v) [gebouw]
afsluiten (v) [kraan] cerrar (v) [kraan]
afsluiten (v) [subject] cerrar (v) [subject]
afsluiten (v) [transactie] cerrar (v) [transactie]
afsluiten (v) [algemeen] concluir (v) [algemeen]
afsluiten (v) [contract] concluir (v) [contract]
afsluiten (v) [deur] concluir (v) [deur]
afsluiten (v) [gebouw] concluir (v) [gebouw]
afsluiten (v) [subject] concluir (v) [subject]

'Traducciones del Neerlandés al Español