La búsqueda del término indruk maken op ha obtenido 8 resultados
NL Neerlandés ES Español
indruk maken op (v) [imponeren] encandilar (v) [imponeren]
indruk maken op (v) [persoon] encandilar (v) [persoon]
indruk maken op (v) [imponeren] impresionar (v) [imponeren]
indruk maken op (v) [persoon] impresionar (v) [persoon]
indruk maken op (v) [imponeren] deslumbrar (v) [imponeren]
NL Neerlandés ES Español
indruk maken op (v) [persoon] deslumbrar (v) [persoon]
indruk maken op (v) [imponeren] aturdir (v) [imponeren]
indruk maken op (v) [persoon] aturdir (v) [persoon]

NL ES Traducciones de indruk

indruk (n) [geest] {m} imagen (n) {f} [geest]
indruk (n) [voet] {m} marca (n) {f} [voet]
indruk (n) [geest] {m} impresión (n) {f} [geest]
indruk (n) [voet] {m} impresión (n) {f} [voet]
indruk (n) [voet] {m} sello (n) {m} [voet]
indruk (n) [gedachte] {m} opinión (n) {f} [gedachte]
indruk (n) [geest] {m} descripción (n) {f} [geest]
indruk (n) [gedachte] {m} sensación (n) {f} [gedachte]

NL ES Traducciones de maken

maken (v) [aktie] entregar (v) [aktie]
maken (v) [algemeen] entregar (v) [algemeen]
maken (v) [winst] entregar (v) [winst]
maken (v) [aktie] presentar (v) [aktie]
maken (v) [algemeen] presentar (v) [algemeen]
maken (v) [winst] presentar (v) [winst]
maken (v) [aktie] tomar (v) [aktie]
maken (v) [algemeen] tomar (v) [algemeen]
maken (v) [winst] tomar (v) [winst]
maken (n v) [to produce; make] producir (n v) [to produce; make]

NL ES Traducciones de op

op (adv prep adj n v) [finished] terminado (adv prep adj n v) [finished]
op (adv prep adj n v) [finished] acabado (adv prep adj n v) {m} [finished]
op (prep) [mathematics: considering all members of an equivalence class the same] salvo (prep) [mathematics: considering all members of an equivalence class the same]
op (o) [algemeen] a (o) [algemeen]
op (o) [dimensie] a (o) [dimensie]
op (o) [nabijheid] a (o) [nabijheid]
op (o) [ter ere van] a (o) [ter ere van]
op (o) [voorzetsel] a (o) [voorzetsel]
op (o) [wakker] a (o) [wakker]
op (n v) [to spend or take a vacation] vacacionar (n v) [to spend or take a vacation] (n v)